Les 1 kringgesprek over de herfst

De leerkracht neemt een zak mee met herfstspullen. De leerlingen zitten in een kring, en mogen niet zien wat er in de zak zit. Vervolgens gaat de zak de kring rond, totdat de leerkracht stop zegt. De leerling voelt zelf en kijkt niet wat het is. Hij/zij probeert het te omschrijven aan de klas. Uiteindelijk kijken ze met elkaar wat het was. 

Inleiding
De leerkracht introduceert het thema door middel van een verhaal. Maakt interactieve contact met de leerlingen en laat ze mee denken over het thema. De leerlingen luisteren aandachtig, door middel van interactie maak je als leerkracht de leerlingen nieuwsgierig. 

Kern
De leerkracht doet het zelf voor en laat zo zien hoe het moet. De zak gaat rond en zo doende voeren de leerlingen de opdracht uit. Na ieder voorwerp word er over gepraat. Wat is het? Waarom past het bij de herfst? Waar komt het vandaan? Wat kun je er mee doen?

Slot
De leerkracht herhaalt nog een keer wat er uit de zak is gekomen en wat de leerlingen er nog van weten. 


Les 2 seizoenen tekenen
De leerlingen krijgen een groot A3 vel, dit moeten ze vouwen in vieren. Ze krijgen vier kaartjes met de seizoenen er op. In ieder hokje plakken ze een seizoen op. En tekenen erbij welke activiteiten je kunt uitvoeren bij dit seizoen.

Inleiding
De leerkracht vertelt een kort een verhaaltje over de seizoenen en vertelt wat je bij deze seizoenen kunt doen. 

Kern
De leerkracht legt de opdracht uit aan de leerlingen. Geeft ieder kind een A3 vel en vier seizoenkaartjes. De leerlingen gaan aan het werk en de leerkracht ondersteunt ze hierbij.

Slot
De leerkracht vraagt aan de leerlingen wat ze er van vonden en wat ze hebben getekend. Vervolgens kunnen de leerlingen hun tekeningen aan de groep laten zien.

 

Les 3 verhaal over spinnen
De leerkracht heeft een kijkdoos boek over spinnen. De leerkracht leest het voor en laat de plaatjes zien. De leerkracht vraagt wat ze al van spinnen weten en of ze herinneringen hebben aan spinnen. 

Inleiding

De leerkacht laat een filmpje over spinnen zien ter inleiding. 

Kern

De leerkracht leest het verhaal voor en heeft bij elke pagina interactieve contact met de leerlingen over de plaatjes en het verhaal. 

slot

De leerkracht vraagt aan de leerlingen wat ze nog weten over spinnen, wat ze hebben onthouden, wat ze van spinnen vinden en of de leerlingen bang zijn met spinnen?

Zo onthouden de leerlingen het beter als ze er zelf mee bezig zijn.

Les 4 woordenschat

De leerkracht legt 3 nieuwe woorden voor de kinderen uit in 3 minuten, de leerlingen mogen onder de uitleg niet met de leerkracht praten of vragen stellen.

Inleiding

De leerkracht verteld aan de leerlingen wat ze gaan doen en dat de leerlingen 2 minuten even niet mogen praten en even moeten luisteren.

Kern

De leerkracht begind met een fohn en waait even langs het gezicht van ieder kind, daarna legt de leerkracht de woorden wind mee en wind tegen en verwaaid op een actieve manier uit, de leerkracht herhaald de woorden 3 keer zodat de leerlingen de woorden goed onthouden.

Slot

De leerkracht herhaald de worden nog een keer samen met de leerlingen, en vraagt de leerlingen vragen over de woorden, bijvoorbeeld, hoe heeft het als je de wind in je rug hebt? of hoe heet het als je de wind in je gezicht hebt?.

Zo onthouden de leerlingen de woorden beter.

De leerkracht hangt deze worden in de klas en blijft ze herhalen de komende tijd zodat de leerlingen deze woorden goed onthouden